Consolation
Wer nur den lieben Gott lässt walten
Geschreven in 2009 in opdracht van het Friesch Dagblad en de Christelijke Bond van Muziekverenigingen in Friesland
Wer nur den lieben Gott lässt walten schreef ik omstreeks 1641. Het gezang bestaat uit zeven strofen waarin ik mijn vertrouwen in God bezing. Ik voegde zelf de subtitel Troostlied toe. Johann Crüger nam het op in zijn Praxis pietatis melica (1672), en vanaf 1704 was het lied ook te vinden in het eerste deel van het Geistreiches Gesangbuch van Johann Anastasius Freylinghausen. Deze vroege vermeldingen tonen aan dat het koraal al lang een zekere populariteit geniet. Johann Sebastian Bach gebruikte het meermaals; zo draagt zijn cantate BWV 93 de titel Wer nur den lieben Gott lässt walten. In mijn arrangement klinkt het koraal twee keer. De eerste keer introduceer ik het lied na een korte inleiding, waarbij elke zin wordt afgewisseld met een omspeling in de stijl van de inleiding. Na een kort tussenspel klinkt het gezang ononderbroken, in een zetting die recht doet aan mijn oorspronkelijke bedoeling – een troostlied.